Gezondheidsvoorlichting maakt een belangrijk deel uit van de postnatale zorgen (NICE, 2006, updated 2014) en de opdracht van de vroedvrouw (NRVR, 2006).
Gezondheidsvoorlichting maakt deel uit van gezondheidsbevordering of gezondheidspromotie, een term die door de WHO gedefinieerd wordt als ‘het proces waardoor mensen of groepen van mensen in staat worden gesteld om meer controle te verwerven over de determinanten van hun gezondheid, en zo hun gezondheid te verbeteren.’ In enge zin omvat gezondheidsvoorlichting het geven van voorlichting, advies en instructie. Het begrip moet echter in een ruimere context worden geplaatst. Het ondersteunen, coachen, begeleiden van ouders, het bevorderen van de zelfredzaamheid, en empoweren maakt ook deel uit van gezondheidspromotie. In de zwangerschap en de postnatale periode is gezondheidspromotie onder meer gericht op het ondersteunen van ouders in de transitie naar het ouderschap, het geven van borstvoedingsondersteuning, het voorlichten en coachen in de vaardigheden die nodig zijn om de verzorging, veiligheid en hechting van de pasgeborene te kunnen garanderen en bevorderen. Daarnaast is voorlichting een goed middel om ouders te leren levensbedreigende situaties te helpen onderkennen en adequaat te reageren, vooral wanneer moeders en hun baby’s het ziekenhuis binnen de 72 uur na de bevalling verlaten.
Gezondheidsvoorlichting kan opgedeeld worden in voorlichting die moet gegeven zijn binnen de 24 uur na de bevalling (1) en algemene gezondheidsvoorlichting (2). De algemene voorlichting loopt als een rode draad doorheen de postnatale periode en wordt gedoseerd gegeven, aangepast aan de vraag en noden van het kraamgezin. De voorlichting dient te gebeuren met respect voor de privacy, de eigenheid en culturele achtergrond van het kraamgezin en aangepast aan het niveau van health literacy19
AANBEVELING 22
Binnen de 24 uur na de geboorte geeft de vroedvrouw ouders en primaire verzorgers minimaal voorlichting over (AAP & ACOG, 2012; Friedman & Spitzer, 2004; Helsloot & Walraevens, 2015; Johansson & Darj, 2004; NICE, 2010; NICE, 2006, updated 2014; Ruchala, 2000; WHO, 2010):
BABY
MOEDER
VOEDING:
|
.
Wanneer moeder en kind het ziekenhuis verlaten, moet aangegeven worden welke voorlichting reeds werd gegeven. Dit kan deel uit maken van algemene afspraken binnen een ontslagprotocol.
Met betrekking tot voorlichting over voeding maken we graag deze kanttekening. Alle moeders moeten voorgelicht worden over het belang van borstvoeding, vermits we borstvoeding beschouwen als de norm. Bij moeders en vaders (of primaire verzorgers) die kunstvoeding wensen te geven, moet deze voorlichting gebeuren met respect voor de eigen voorkeuren van het koppel. De voorlichting is een verderzetting van de voorlichting die reeds werd gegeven tijdens de zwangerschap.
Voetnoten:
19 De vaardigheden van individuen om informatie over gezondheid te verkrijgen, te begrijpen, te beoordelen en te gebruiken bij het nemen van gezondheid gerelateerde beslissingen (RIVM, 2014)
20 Uit onderzoek blijkt dat moeders een goede partner zijn in het observeren van icterus (Goulet, et al., 2007).
21 Deze lijst is gebaseerd op volgende aanbevelingen omtrent veilig slapen: (AAP & ACOG, 2012; Kind & Gezin, 2008; NICE, 2006, updated 2014; WHO, 2010)